Animositeit tussen de molens van Baarle-Hertog en Baarle-Nassau
K.A.H.W. Leenders, "De molens in en om het land van Breda II, in: Jaarboek De Oranjeboom, jg. 31, 1978, p. 94-123.
Minder eenvoudig lag het in Baarle. Allereerst vraagt de positie van Casterle aandacht: een merkwaardig aanhangsel van Nederland nabij Hoogstraten, met aan de westzijde net over de grens nietminder dan drie molens. Men maalde hier dan ook vanouds in Minderhout wat uiteindelijk zelfs officieel toegelaten werd! (Lauryssen, Molens van . .. Hoogstraten, 6gev.).
De grootste problemen scholen natuurlijk natuurlijk in het sterk staatsrechtelijk verbrokkelde centrum van Baarle. Al in 1424 werd een boete opgelegd aan Dirk Swanen uit Baarle-Nassau die onder de hertog gemalen had. (Cerutti, Rechtsbronnen, nr 409)
Pas uit de 18e eeuw zijn uitvoerige gegevens over molendwangproblemen bewaard gebleven. In 1716 had rentmeester Eckhart genoeg van lieden die middels allerleij middelen van kuyperijen, beloften, giften, gaven, drinkgelagen en voor minder dikwijls dan het gesette molster te malen elkander het gemaal soeken te onttrecken en hij stelde voor dat de domeinen de hertogse molen zouden kopen. De domeinraad aarzelde wegens het hoge bedrag en de koop ging niet door.
De kwestie die aanleiding was voor Eckharts initiatief was de volgende. De pachter van de molen van Baarle-Hertog was tevens pachter van de tollen van 's-landswegen van Baarle-Nassau en misbruikte deze laatste positie om de boeren te kwellen als zij niet op zijn molen kwamen malen. Bovendien reed hij ijverig met de molenkar rond, ook onder Nassau, om er graan op te halen voor zijn molen. De domeinraad besloot, omdat een remissieverzoek van de pachter van de Nassause molen dreigde, dat de Rode Roede (soort veldwachterij ) beter moest opletten. Zodra de molenpachter van Baarle-Hertog een overtreding zou begaan moest hij naar Breda opgebracht worden. Na een jaar berichtte Eckhart dat het wel even goed gegaan was in Baarle, maar dat de hertogse molenkar nu toch weer rondreed. Hierdoor had de verpachting van de Nassause molen in 176 f 110,- minder opgebracht dan daarvoor. De domeinraad beval opnieuw het opbrengen van de pachter van Baarle-Hertog. Dit schijnt politiek niet zo best afgelopen te zijn. Toen in 1729 weer eens voorgesteld werd de Hertogse molenaar op te brengen, toonde Eckhart zich er zeer beducht voor om een keizerlijk onderdaan te laten arresteren.
Hij stelde voor liever een voornaam Nassaus onderdaan op te pakken als hij terugkwam van de hertogse molen. Dit idee verdween bij de domeinraad in de la tot twee jaar later de situatie al te erg werd: de hertogse molenkar én de afnemers moesten opgepakt worden. Nu trad schout Floris van Gils van Alphen, Baarle-Nassau en Chaam weigerachtig op. Hij kreeg een herhaalde opdracht en tenslotte kreeg de drossaard opdracht er op toe te zien dat Van Gils zijn taak zou uitvoeren.
Resultaat: een verweerschrift van Van Gils! Hij durfde kennelijk niet optreden omdat de eerdere aanhouding van de molenkar op niets was uitgelopen: door het verzet van de bestuurders van Baarle-Hertog had men de kar, de mulder en de vracht weer vrij moeten geven "ter voorkoming van onlusten en quade gevolgen". Nu dreigde de schout van Turnhout en Baarle-Hertog om de Nassause molenkar te arresteren als die onder de Hertog zou komen (de Nassause molen stond aan de hoek van een hertogelijke enclave! ), wanneer men de hertogse kar zou aanhouden.
Dit laatste zou juridisch heel eenvoudig zijn omdat alle heerwegen in Baarle nu eenmaal onder Nassau hoorden en de hertogse kar er allicht gebruik van zou moeten maken, zelfs op een rit tussen twee enklaves. Van Gils beschuldigde tenslotte de pachter van de Nassause molen te streven naar pachtverlaging én het zwartmaken van de schout en adviseerde dat iedere molen voortaan zijn eigen gebied zou moeten bedienen. Na dit verweerschrift bevat het archief niets meer over deze kwestie. De molen van Baarle-Hertog werd uiteindelijk in 1745 door de Nassause domeinen aangekocht, waarschijnlijk naar aanleiding van de kwestie De Kok-Hoppenbrouwers uit 1745 (ARAG. ND. Hingm. 1025 f 337-340, 352-359, 451-453, 472-473, 485-491). Aldus konden de twee middeleeuwse molenbannen verenigd worden, maar dit schiep weer nieuwe problemen: hoe nu met de fiscus? Dit probleem werd in 1754 opgelost door een resolutie van de Raad van State van de Noordelijke Nederlanden: de inwoners van Baarle-Hertog zouden niet aangeslagen worden in o.a. de impost op het gemaal betreffende het graan dat ze onder Nassau zouden laten malen, net zoals de Nassauers die vrijdom hadden onder de Hertog. Aldus werd een dubbele belastingheffing voorkomen. (Brekelmans, Enclaves, 104.)
Literatuur
Archieven ARAG. ND. Hingm. 1025 f 371)272, 386-394, 537, 552-561: betreffende de koop van de molen van Baarle-Hertog.
Gedrukte bronnen A. Erens, "De oorkonden van St. Catharinedal", Tongerlo, 1928-1931, nrs. 55 en 56 (vermelding van de molen op het Oosteinde onder Bredaas Baarle, 1349).
Werken K.A.H.W. Leenders, "De molens in en om het land van Breda I-II, Jaarboek De Oranjeboom, jg. 29, 1976, p. 107-145; jg. 31, 1978, p. 94-123. Herman Holemans & P.J. Lemmens, "Molens der Noorder- en Oosterkempen", Nieuwkerken, Ten Bos, 1980, p. 16. Herman Holemans, "Wind- en watermolens in de provinice Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990, Deel 1. Gemeenten A-G", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2009, p. 17-18. F.A. Brekelmans, "De Belgische enclaves in Nederland", Tilburg, 1965, p. 138-140. H.A. Martens, "Een grensgeval: molenaars Martens in Baarle-Nassau en Baarle-Hertog", Molenecho's, 1998.
Mailberichten Stefan Boumans, 2008
Websites www. baarledigitaal. org
|