Molenzorg

Blaasveld (Willebroek), Antwerpen


Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen van Blaasveld
Molen Van Breedam

Ligging
Mechelsesteenweg 392
2830 Blaasveld (Willebroek)

zuidzijde
zijde Klaterstraat
Molenvelden
kadasterperceel B592


toon op kaart
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1656 / voor 1830
Verdwenen
1893 - 1 februari, storm
Beschrijving / geschiedenis

De Molen van Blaasveld of Molen Van Breedam was een houten korenwindmolenaan de zuidzijde van de Mechelsesteenweg (nr. 394), zijde Klarenstraat, op de Molenvelden (oude toponiem).

De standaardmolen werd opgericht bij octrooi van 19 december 1652 door Zijne Majesteits tolkamer van Vilvoorde aan Margaretha van Hornes, weduwe van Cosmas de Prant, mits jaarlijks 24 ponden Artois te betalen aan deze Tolkamer. De molen zou opgericht worden  op de "Heyde teghen de galghé tot Blaesvelt".

Cosmas de Prant werd in 1647 door koning Philips IV van Spanje tot baron van Blaasveld verheven, maar overleed in 1650, zodat zijn weduwe Margaretha van Hornes de octrooi-aanvraag indiende.

Eén van de bepalingen was dat, zo er enige betwisting mocht ontstaan die tot procesvoering aanleiding kon geven, de hieruit onstane onkosten tot haar last zou vallen.

Wat enigszins te verwachten was, gebeurde. De heren van Grimbergen kwam in het verweer en deden hun rechten gelden. Blaasveld, alhoewel een onafhankelijke heerlijkheid met volledige rechtsmacht, had steeds onder een bepaalde dubbele juridictie gestaan, namelijk deze van de Berthouders van Mechelen en deze van de Grimbergse heren. Als bezitters van het "directum en utile dominium" veronderstelde dat dan ook hun regaal recht op het "rennende water en de waaiende wind". - "Cujus tera - cujus molina".

Al eeuwen geleden hadden ze zich die die souvereine rechten toegeëigend of verworven: "A eux appartenaient aussi la police de la voirie et des cours d'eau, la concession d'octroi pour l'établissement de moulins, la quytbier, impot qui consistait en un prélévé sur chaque aïme (ame) de bière imporée et en une plaque de Brabant ou 24 mités (mijten - geldstuk) sur chaqûe aïme de bière brassée dans leur domaines, etc."

Het molenrecht of hier het recht op de wind was één van de regalierechten en behoorde aanvankelijk uitsluitend tot de souvereine macht. Het is van ouds vastgelegd in verordeningen, besluiten en statuten. In 1158 vaardigde keizer Frederik Barbarossa op de Rijksdag in de Ronealische velden de "Constitutie de regalibus" uit: "regalia sunt arimanniae, viae publicae, flumina navigabilia et ex quibus fiunt navigabilia, portus, ripatica, vectigalia, qua e vulgo dicuntur felonea, moneta, muletarum poenarumque, congendia, bona vacantia, etc." (Lïbri feodorum, 12de eeuw - Liber secundus).
Deze regaliën onvatten ten slotte veschillende souvereine rechten op: het water, de wind, tollen, veren, jacht, visvangst, molens, wastinen, bastaardgoedern, munt, rechtsmacht, enz.

Later werd het recht van de wind wel zeer belangrijk een belangrijke bron van inkomsten en zeker dan met de banmolens. Judocus Bal, provisor van Sint Bernaards, die de rijksabdij Cornelimunster in het domein Puurs was opgevolgd verklaarde in 1669: "Het hoogste ende principaalste heerlijck recht is wel den Windt".

Deze rechten werden naderhand in vele gevallen overgedragen of in leen gegeven aan de vazallen. De rechten van de heren van Grimbergen waren zeer oud. Ook de Karolingische domeinen, zoals deze van Cornelimunster te Puurs waren door de eeuwen heen, souvereine heren, onafhankelijk van de hertogen van Brabant en hun officieren. Deze souvereiniteit had ze van haar statuut als Rijksabdij sinds haar stichting in de 9de eeuw en vanwege de gift van het domein door de Roomse keizers.

Ze was volgens een oorkonde van 1278 steeds een "indepente" juridictie van Brabant geweest, alleen afhankelijk van het Roomse Rijk, met de hoger, middele en latere rechtsmacht. Jacques Bal, die in het handboek van Puurs de regalierechten commentarieerde, stelde: "Het recht van den Wint, die wij hier hebben, sonder denselven van imant anders gecocht oft vercreghen te hebben, als door den coop van Puurs, zijnde altijt gevolgh van Souvereyne ende independente jurisdictiën, verclaert ons het hooch recht, dat wij hier hebben gehadt" (f° 193-196). Hierhaaldelijk poogden de hertogen aan deze rechten te knabbelen, maar zonder resultaat. Waneer in 1450 hertog Philip van Bourgondië dit recht betwistte voor de Raad van Brabant, diende hij het nochtans te erkennen. Judocus Bal meldde hieromtrent: "Sy hebben ons cleyn willen maecken, maer dit is hen niet geluckt".

Waren het de hertogen van Brabant die de octrooien tot het oprichten van de molens verleenden, dan was het buiten deze Karolingische domeinen, slechts in het Grimbergse gebied, waar sinds eeuwen dit recht steeds werd opgeëist en uitgevoerd door de Berthouten en hun opvolgers. Het is  ook een feit dat zij hier in west- en noordelijk Brabant, de eigenlijke souvereinen waren voor de graven van Leuven, de latere hertogen, hier aan bod kwamen. Ze waren tevens bedreven politici en strategen. Maar de groeiende macht van de hertogen kon geen andere en zulkdanige als die van de Berthouten naast zich dulden. De fatale afrekening kwam dan met de bloedige en vernietigende slag van Ransbeek in 1159, in de steek getlaten door de graaf van Vlaanderen, die zij zelf een bruggenhoofd te Bornem langs de Brabantse oever van de Schelde haden gegeven.

Het plakkaat van keizer Keizer Karel V van 21 februari 1547 stelde: "Niemant en vermag sonder octroy van de majesteyt ofte titel van vrije maelderije, eenige Windt - Water - ofte Rosmeulens te erigeren op pene van die te moeten afbreken ende te verbeuren de boete van twintig Carolus guldens" (Place c. Cl. I 609; II 783 - Gener. Inden Placcaertboeken, Gent, 1766).

De Tolkamer van de hertogen te Vilvoorde stelde op zijn beurt het alleenrecht in voor het verlenen van octrooien tot het oprichten van wind- enn watermolens, met het verbod aan de vazallen en onderhorigen deze op te richten zonder octrooi.

Toch wordt nog steeds uitzondering gemaakt voor hen, die met dit recht begiftigd waren. Alphonse Wauters (Histoire des Environs de Bruxelles, 1855) schrijft in dit verband nog: "C'étaient les Ducs de Brabant qui accordaient les octrois pour la construction de moulins, seulement dans la terre te Grimberghe ce droit était jadis révendique et exercé par les seigneurs".

Het feit dat bij het te Vilvoorde verleende octrooi aan Margaretha de Hornes, bepaald wordt dat ze bij mogelijke "kweddelen" voor de onkosten zelf diende in te staan, spreekt voor zich uit en getuigt van onzekerheid of grote dubbelzinnigheid. Hier manisfesteert zich nogmaals die onmogelijke verstrengeling, die verwarde mozaïek van bevoegdheden, macht en prerogatieven van de middeleeuwse rechtsorde.

Met de Bougondiërs en keizer Karel V, zien we tevens de drang naar machtsconcentratie zich toespitsen en een vestiging van absolutisme. Hoe het ook zij en welke imponderabilia er ook in het gedrang kwamen, van verdere tribulaties met de Grimbergers wordt er geen gewag meer gemaakt.

De eerste grote wetgeving op de molens werd uitgevaardigd onder Keizer Karel V. Ze is een bevestiging, een vastlegging, zoals dat in zovele gevallen is gebeurd, van het veel verder  gevorderde Vlaams gewoonterecht. Het verdedigt de middeleeuwse Frankische opvatting van onze streken tegenover de nieuw opkomende Spaanse juristen. Het placcaert dat "het erigeren van eenige wind - water - ofte rosmeulens sonder octroy van de Majesteyt ofte titel van vrije Maelderij" van 21 februari 1547 verbood, is een verdediging van de banmolens. De "boeten over contraventien begaen jegens het Placcaert op 't faict van het erigeren van Meulens worden verdeelt ter plaetse alwaer vrije Maelderijen zijn tusschen de Majesteyt ofte desselfs vassallen, de aenbrenger ende de officier - exploiteur, elck een derde". (Placc. 21 februari 1547 en 9 juni 1628, I 609, II, 784).

De periode van twee eeuwen van 1547 tot 1765 is de bloeiendste tijd voor het molenrecht. De veranderlijke tijd 1765-1830 heeft weinig blijvende invloed gehad op ons molenrecht en vandaar op onze gebruiken. De tweede periode kende als hoogtepunt van het molenrecht "De conditien van verpachtinge van het Recht op de Maelderije en het Graen" van 9 april 1688. Het is de triomf van het absolutisme en protectionisme. (Ons Heem, 1957, 1-2).
Op 17 februari 1632 werd door akte van hare Hoogheid de molenbelasting een regalia of koningsrecht.

Cosmas de Prant was in 1650 overleden, wellicht gedood door een vallende boom "oppressus ab arbore", staat genoteerd in de parochieregisters. Vier dagen voor zijn overlijden schonk hij, met toestemming van zijn echtgenote, heel zijn vermogen aan zijn nicht langs moederszijde, Agnes Bernardine de Montmorency-Cressi, dit in het vooruitzicht van haar huwelijk met Balthazar-Willem Dougnyes, graaf de Coupigny. Amper vier dagen na de dood van Cosmas, op 12 mei 1650, deed zij verhef of denombrement. Hierdoor kreeg zij alleh eerlijke rechten en blef voor Margaretha de Hornes slechts nog een zeker vruchtgebruik. Het ontworpen huwelijk zou slechts plaatshebben in 1657, waarbij zij op 7 september 1657 nogmaals verhef deed samen met haar echtgenoot. Daardoor werd hij baron van Blaasveld en verwierf ook de heerlijke rechten.

Vier jaar na de verleende machtiging tot het oprichten van de molen, molenhuis, stallen, schuren en toebehoorten aan Margaretha de Hornes, werd in opdracht van Agnes-Bernardine door haar zakenman, de drossaard-stedehouder Petrus Franciscus de Fray, de standplaats voor de oprichting van de molen met recht van opstal uitgegeven aan molenbouwer Speelman, mits de som van 50 gulden jaarlijks te voldoen, en dit voor een termijn van 18 jaar en met de bepaling dat na het verloop van deze termijn, de baron de molen zou overnemen aan schattingsprijs. Het waren toen de gebruikelijke bepalingen bij dergelijke contracten.

De bewuste grond waar de molen zou komen was - zoals gemeld - een stuk heidegrond van 320 roeden groot, Mechelse maat, of ruim 1 hectare. Hij paalde aan de kleine Heide en maakte deel uit van een stuk woeste heide van zeven bunder oppervlakte, de "'s Heerenheyde" die al in 1328 vernoemd werd. Tot in 1723 zou van deze heide nog 5 bunder onbewerkt en vaag blijven, toen ze met de kleine Heide verkaveld werd en in cijns- of erfpacht werd gegeven.

De vermelding van de plaats zelf "Op de Heyde teghen de galghe", was toch niet zo luguber als in onze verbeelding, waar de lijken van de gehangenen bengelden, ten prooi van kraaien en andere roofvogels. In die tijd was de galg meer een symbool geworden van de hogere rechtsmacht van de heren van  Blaasveld. Sedert de "lex Carolina" waren veel van die middeleeuwse justitierechten naar het centraal gezag toegetrokken.

Het Galgenplein waar de windmolen met zijn afhankeljikheden zou komen te staan, was een grote open plaats, doorsneden door de grote heirbaan naar Mechelen. Noordwaarts bevond zich de galg, zuidwaarts zou de molen opgericht worden. Later ontstond aan de noordkant het Elleboogstraatje. Nog tot het midden van de twintigste eeuw was het een straatje met kleine onooglijke "cossaathuizekens" en een boerderijtje. Deze werden gesloopt voor de bouw van een reeks huizen langsheen de Mechelsesteenweg.

De effectieve oprichting gebeurde pas in 1656 door de erfopvolgster Agnes Bernardine de Montmoreney-Cressi.

De eerste molenaar van de Blaasveldse molen was Michael van Breedam. Hij huwde in 1652 met Elisabeth de Bruyn, jongere zus van de domeinbestuurder of rentmeester Cornelius de Bruyn. Het was een voorname famiie. Cornelius zelf zou nog tijdens het huwelijksjaar 1652 overlijden. Zijn vader was Petrus de Bruyn, eveneens domeinbestuurder. Hij overleed in 1635 aan de pestziekte die ook in onze streken tussen 1635 en 1637 woedde.  Voor zijn dood had hij nog 200 gulden overgemaakt aan de Kerk, die na de verwoesting tijdens de Troebelen door de zorgen van Cosmas de Prant en Margaretha de Hornes heropgebouwd was. Cornelius was gehuwd met Caharina Van  Wanghe, zus van pastoor Van Wanghe (1636-1688). Margaretha de Hornes was meter van hun eerste kind en pastoor Van Wanghe was de dooppeter.

Op het ogenblik van Cornelius' dood was zijn oudste zoon slechts 13 jaar oud. Het is om die reden om zijn schoonzus bij te staan in het beheer van het domein dat Michael en Elisabeth bij haar hun intrek namen tot de dag dat de molen, die voor hen bestemd was, gereed zou zijn. Een jaar na de opdracht aan Spaalman was de molen klaar en werd hij aangekocht door Michael van Breedam. Hij voldeed er ook de "pontpenningen" van, enigszins te vergelijken met het bedrag die men nog altijd bij de verwerving van een onroerend goed dient te betalen. Michael overleed als schepen van Blaasveld en zou de molen beheren tot aan zijn overlijden op 15 oktober 1693.

Ziek zijnde had hij al enkele maanden voordien, op 14 augustus 1693, zijn testament opgemaakt, dat terug te vinden is in de akten van notaris Joachim van der Veken van Willebroek, nr. 4172. Michael van Breedam was de stamvader van de verschillende generaties die op de molen tot aan zijn verdwijning werkten. Uit hun echtverbintenis werden tien kinderen in leven geboren.

We zien de molen aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen, in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842), op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850° met de benaming "Blaesveld M(ouli)n" en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855).

Kadastrale beschrijvingen:
- 1811: "Le moulin à vent se compose d'une baraque en planche tournant sur un pivot; il est exploité par le propriétaire lui-même et peut être en rapport avec les autres moulins existants dans les communes voisines, il devra être évalué brut à 675 fr. et net à 450 fr."
- 1831: "standerdgraenwindmolen opnieuw herbouwd en windgunstig gelegen aan den steenweg tegen de grensscheiding van de gemeente Heffen, hebbende eenen omgang en twee paar steenen welke neit gelijktijdig kunnen gebezigd worden".

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: de Lalaing de Maldeghem Charles Joseph, de weduwe, eigenares te Brussel met als erfpachter Van Breedam Liévin Victor, molenaar en stoker te Blaasveld
- later, erfenis: (van de erfpacht) a) Van Breedam Colette, weduwe François Van Breedam en b) de consoorten
- 21.08.1874, verkoop: (van de erfpacht) Van Breedam Liévin Victor, molenaar en stoker te Blaasveld (notaris Van Melckebeke)
- later, erfenis: (van de grond) d'Overschie de Neerische et de Blaesvelt Arthur Henri, eigenaar te Parijs
- 17.08.1881, erfenis: (van de grond) de Montgomery Jules Alfred, eigenaar te Parijs (overlijden van Arthur Henri d'Overschie de Neerische et de Blaesvelt)
- 20.04.1891, erfenis: (van de grond) a) de Montgomery Arnulph, eigenaar te Parijs en b) de Montgomery Alan Philippe Gabrël Louis, te Parijs (erfpachter Van Breedam Liévin) (overlijden van Jules de Montgomery)
- 25.08.1892, verkoop (van de grond) Moyersoen-Van den Ende Jean, de weduwe, eigenares te Aalst; erfpachter: Van Breedan Liévin (notaris Van Halteren)

In 1826 werd de oude molen afgebroken. Tot dan toe had hij de stormen en de baldadigheden van de doortrekkende legerbenden doorstaan. Molenbouwer Verspreet van Londerzeel werd door de weduwe De Coster met de afbraak en de oprichting van een nieuwe molen belast. De nog bruikbare materialen van de oude molen werden zoveel mogelijk in de nieuwe ingebouwd. Verspreet werkte er aan van 15 maart tot 12 augustus 1826. Op 28 oktober van dat jaar presenteerde hij zijn rekening, die voor de afbraak  en het stellen van de nieuwe molen 623 gulden en 14 stuivers bedroeg. Zijn gemiddeld loon beliep tot één gulden per schof (= per dag). Vroeger rekende men met "schoven". Het draaien van de spillen kostte een stuiver twee oorden de spil. Een kamwiel staat angetekend voor 36 gulden, de kammen aan 3 stuivers 2 oorden het stuk. De zeilen en alle andere toebehoorten kostten 120 gulden. Het afbreken van de oude molen en het oprichten van de nieuwe kostte op zich 385 gulden 3 stuivers. De rest was arbeidsloon.

In 1827 ontstond een geschil bij het verbreden van de weg Mechelen-Dendermonde door de provincie en de aanplanting van waaibomen langs de wegboorden, ook in de nabijheid van de molen.

Naast de windmolen werd in 1834 op het kadasterperceel B593 een rosmolen gebouwd om boekweit te pellen. Het gebouwtje bleef nog overeind tot in 1931, toen de windmolen al lang verdwenen was.

Tot bij de verdwijning van de windmolen was ook een rosmolen in gebruik om ook in windstille periodes te kunnen malen. Een bijzonderheid is dat de Blaasveldse rosmolen soms ook door een ezel werd getrokken.

De standaardmolen waaide om op 1 februari 1893. In een klein notaboekje noteerde Jan-Dominicus  van Breedam een tekst onder de titel "De molen sterft". Daarin komt voor: "Wat het symbool was van een eeuwenoud maaldersgeslacht en de spil van een familiebedrijf werd door een nijdige rukwind tijdens een voorjaarsstorm op 1 febr. 1893 daags voor Lichtmis omtrent 3 u 30 's namiddags omvergekegeld en met dreunend gekraak stortte hij als een gevelde reus langsuit over de heirbaan. Als een Goliath lag hij daar  verslagen tot stomme verbazing en geslagenheid van iedereen. De winden zouden de herinnering aan hem meevoeren".

De molen werd niet herbouwd. De maalder was oud geworden. Er was geen opvolger en meer nog: "De wind was gekeerd". De technologie begon de windmolens te verdringen en tegen de opkomende "viermoleens" konden ze niet meer op.

De molenberg werd in 1896 gedeeltelijk afgegraven. Vanaf de Mechelsesteenweg kan men nog een deel van die terp zien. Op de binnenplaats bleef een molensteen bewaard. De molenaarswoning en het gebouw van de jeneverstokerij (van het "Hof Van Breedam") bleven bewaard en zijn vastgesteld als bouwkundig erfgoed.

Jos DE KEERSMAECKER, Lieven DENEWET & Heman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
Abdij van Sint-Bernardus, Archief Bornem, handboek van 1669, f° 196.
Abdij van Sint-Bernardus, Cartularium, III litt. R , 132° brief
Algemeen Rijksarchief Brussel, Protocollen van het notariaat van WIllebroek en Mechelen, 17de-18de-19e eeuw.
Stadsarchief Mechelen, nr. M.6.595 (a), handschrift van Jos van Balberghe, 1954.
Privaat archief van wijlen mevr. van Breedam-van Boxmeer.
Judocus Bal, "Handboek van Puurs", 1669 (handschrift), f° 193-196.
Akten van notaris Joachim van der Veken van Willebroek, nr. 4172 (testament van Michael van Breedam, 14 augustus 1693).

Werken
Jos De Keersmaecker, "De Molen van Blaasveld en het Meuldersgeslacht Van Breedam", Blaasveld, 1976, 58 p.
J. De Wit, "Agrarische toestanden te Blaasveld door de eeuwen heen", 't Vaartland, IV, 1976, nr. 4, p. 8.
J. Van Balberghe, "De molen van Blaasveld en het geslacht der maaldersfamilie Van Breedam", s.l., [1954].
H. Kennes, G. Plomteux & R. Steyaert, "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Mechelen", Bouwen door de eeuwen heen in in Vlaanderen 13N2, Brussel - Turnhout, 1995.
H. Holemans & P. Lemmens, "Molens van Klein-Brabant, Mechelen en de Rupelstreek", Nieuwkerken-Waas, Ten Bos, 1987, p. 47-48.
Herman Holemans, "Provincie Antwerpen - Volledig overzicht van bestaande & verdwenen wind- water- & rosmolens", Kinrooi, Studiekring "Ons Molenheem", 1986, p. 18.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-G", Opwijk, Studiekring "Ons Molenheem", 2009, p. 28-29.
H. Thys, "Molens in het arrondissement Mechelen, circa 1865-1870", in Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Kempen, Borgerhout, jg. 14, 1966, p. 3-14.
P. Lemmens, "Molenoverzicht uit het arrondissement Mechelen van 1830 tot heden", Borgerhout, 1963. Overdruk uit het Heemkundig handboekje voor de Antwerpse randgemeenten, 1963, X, nummer 4.
Alphonse Wauters, "Histoire des environs de Bruxelles" (over het molenrecht, 1652).
Jan Verbesselt, Parochiewezen van Brabant, IX, tussen Zenne en Rupel, p. 85.
Em. van Balberghe, artikel in de "Gazet van Mechelen", jg. 1935.
Jos van Balberghe, artikel in "Folklore en Dialect van het Mechelse", jg. 1941-1942.

Overige foto's

<p>Molen van Blaasveld<br>Molen Van Breedam</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Molen van Blaasveld<br>Molen Van Breedam</p>

De molenaarswoning. Foto Onroerend Erfgoed, 01.10.1993

<p>Molen van Blaasveld<br>Molen Van Breedam</p>

De voormalige jeneverstokerij. Foto Onroerend Erfgoed, 01.10.1993

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: donderdag 6 april 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens