Molen van Koekelberg
steenweg naar Vossem
500 m NO van de kerk
Schonenboom
kadasterperceel A 131m
De molen van Koekelberg is genoemd naar de molenaarsfamilie Koekelberg. Hij stond aan de Mussenstraat, op 500 meter ten noordoosten van de kerk van Duisburg. Hij werd opgericht in 1854 door Guillaume Joseph Koekelberg, landbouwer te Duisburg.
Opeenvolgende eigenaars:
- 1854, opbouw: Guillaume Joseph Koekelberg-Van der Vorst, landbouwer te Duisburg
- 04.10.1874, verkoop: Koekelberg-Thielens Frans Louis (zoon van Guillaume Joseph), landbouwer te Duisburg (notaris Ectors)
- 14.01.1887, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Franciscus Koekelberg)
De volksmond vertelt dat de molen in de 19de eeuw behekst was, dat, telkens wanneer zekere personen onder de molen doorgingen, terwijl hij aan het draaien was, deze plotseling stil bleef staan. Deze personen waren steeds gebochelden of gebrekkigen die door het noodlot soms vreemd deden. Sommige lieden hielden deze bewering in de jaren 1930 nog staande, omdat zij zo vast geloven in hetgeen zij eens van hun ouders of andere oude mensen hebben horen vertellen.
Zoon Florent Koekelberg liet de molen draaien tot bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog.
In 1920 was de molen, deels ten gevolge van de oorlogsjaren, in groot verval geraakt en waren er dringende herstellingen nodig. De herstellingskosten bleken echter te hoog ten aanzien van de mogelijke opbrengst en men nam het noodlottig besluit... de molen af te breken. De windmolen werd alsdan neergehaald, om verder voor brandhout verkocht te worden. Slachts één van de vier stenen teerlingen bleef nog een tijdlang staan. Daarop plaatste men, ter herinnering, een miniatuur windmolentje! Tot bij zijn sloop was de molen nog met een houten askop uitgerust.
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Stan Jena, "De verdwenen windmolens van Duisburg", Eigen Schoon en de Brabander, XXI, 1938, 1, p. 45-47.
De tweede windmolen van Duisburg werd opgericht ten Noorden van de gemeente, aan de steenweg naar Vossem. Dit gebeurde in 1854 voor rekening van de molenaar G. J. Koekelberg, die hem later aan zijn zoon Frans overliet. De volksmond vertelt dat rond dat tijdstip de molen behekst was, dat, telkens wanneer zekere personen onder de molen doorgingen, terwijl hij aan het draaien was, deze plotseling stil bleef staan. Deze personen waren steeds gebochelden of gebrekkigen die door het noodlot soms vreemd deden. Sommige lieden houden heden deze bewering nog staande, omdat zij zo vast geloven in hetgeen zij eens van hun ouders of andere oude mensen hebben horen vertellen.
Na de dood van Koekelberg ging de molen aan zijn zoon Florent over, die hem in stand hield tot bij het uitbreken van de wereldoorlog. In 1920 was de molen, deels ten gevolge van de oorlogsjaren, in groot verval geraakt en dringende herstellingen waren nodig. Doch de herstellingskosten bleken te hoog ten aanzien van de mogelijke opbrengst en men nam het noodlottig besluit... de molen af te breken. Het reusachtig gevaarte, dat zoveel jaar kruisen had geslagen over de Duisburgse omgeving, werd alsdan neergehaald, om verder voor brandhout verkocht te worden. Slachts één van de vier stenen drummers, waarop de molen eens troonde, is blijven staan. Daarop heeft men, ter herinnering, een miniatuur windmolentje geplaatst!
(afbeelding: tekening De molen aan de steenweg naar Vossem, toen hij nog in volle bloei was)
Stan Jena, "De verdwenen windmolens van Duisburg", Eigen Schoon en de Brabander, XXI, 1938, 1, p. 45-47.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961;
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993.
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, nr. 3-4.
Mededeling Wim van der Elst, Laken
Maurits Wynants, "De molen van de familie Koekelbergh", De Horen (Koninklijke Heemkundige Kring Sint-Hubertus Tervuren), jg. 1989, nr. 6, p. 214.
De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.