Molenzorg

Brecht, Antwerpen


Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium - KIK, Brussel
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Akkermolen

Ligging
Molenstraat 47
2960 Brecht

noordzijde
Molenakkers
kadasterperceel C690


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1400 / tussen 1597 en 1610 / 1744
Verdwenen
begin 1584, oorlog / 1951, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Akkermolen was een houten korenwindmolen in de Molenstraat te Brecht. De molenberg was in 1980 nog zichtbaar. Op deze plaats staat nu de woning van Guido Ooms-Schrijvers (nr. 47). De straat heette in 1768 nog de Akkermolenstraat.

De Akkermolen is een "banmolen" van de heren van Bergen-op-Zoom, Zevenbergen en Glimes. In het archief van Anholt wordt hij reeds vermeld in 1400 (1).

Op 6 december 1524 verklaren Pauwels Puls, Jan Thijs Coels, Peeter van Staeyen dat zij borgen zijn en blijven voor Claus de moelder, die de Akkermolen pacht. Dit ten overstaan van de Rentmeester en in aanwezigheid vann schepenen Michiel Wouter Aerts en Gabriël Jordaens (2).

De volgende verpachting, op 13 oktober 1527, krijgt Claus opnieuw "de slag", maar Aert de Visher verhoogt, Claus biedt op, Neel de moelder zet hem af. Uiteindelijk bekomt Clement Ackermans de definitieve toewijzing, na 43 sisters verhoging (3).

Cornelis Nijs Hegssone vraagt aan de schout en schepenen te L oenhout om de Loenhoutse borgen van devorige mulder te lossen. Genoemde mulder heeft de Akkermolen gepacht op 27 juni 1530 (4).

Voor 1533 en 1536 kunnen we de ulder niet terugvinden. MIsschien zet Neel de mulder (Hegssone) zijn bedrijf verder. In 1539 wordt Jacop van Thienen vermeld.

Moeder Jozijne Jan Overmans stelt zich kosteloos borg op 27 n ovember 1642 voor  haar zoon Jacob Peter Engelen , die de molen pacht. Hij zal malen, samen met Cornelis Thijs van Aerde, waarvoor Peeter van Staeyen zn zijn vrouw zich borg stellen. Peter Verbraken uit Pulderbos borgt voor Engelen voor de som van 100 carolusgulden (5). Jacop Peeter Geens Engelenzone is mulder, zeker in 1545, en is het waarschijnlijk gebleven tot 1569 (6).

In dat jaar komt Govaert Corelis op de molen. Hij vraagt aan de Wet om "oculaire inspectie" te doen op de molen. Schepenen Willem Delien en Jan Aerts stelen hun rapport op 7 december 1569. Zij bevinden de onderste molensteen, de ligger "dwars overmits in stucken geschuert te zijn". De bovenste, de loper, is in vier gescheurd en zeer dun afgesleten. Zij adviseren de "nootelijcke reparatie" (7).

Govaert houdt het waarschijnlijk uit tot in 1583 Laureys Cornelis Beyns, schepen te Loenhout, de molen pacht (8).  Begin 1584 branden Spanse ruiters heel het dorp plat. Ook de Akkermolen wordt totaal verwoest.

Een akte van 23 september 1597 vermeldt nog een stuk erfgoed, gelegen achter de verbrande Akkermolen.

Op 8 mei 1610 stelt secretaris Nicolaes Waechmans zich borg voor molder Adriaan Anthonissen. Dit ten overstaan van sieur Geeraert Briers, schout van de halve heerlijkheid onder Bailleul (9). Wel een goede steun voor Adriaan, die op 3 mei 1610 voor de vierschaar gedaagd wordt omdat "hij een lepel gebruikt van 22 lepelen in het meuken of lopen", waar hij de pachtingsvoorwaarden heeft aangenomen tegen 24 lepelen per meuken. Het wordt een lang aanslepend proces, waarvan we wel aantijging en verweer vinden, maar geen utislag (10). Anthonissen schijnt de verliezer te zijn, want op 21 juni 1610 stelt Adriaen Janssen Francken, "molder alhier", zich borg voor zijn in Meerle wonende broer Cornelis (11).

Janssen koopt, samen met Peeter Claessen, mulder te Zoersel, moelnstenen bij de wijnkoper Reynier Gensaerts te Antwerpen, voor de som van 29 ponden 10 schellingen Vlaams.

Abraham Janssen, zoon van Adriaan, pacht de molen in 1615. Abraham is gehuwd met de dochter van mulder Peeter Claessen uit Zoersel. Deze laatste stelt zijn borg. Abraham maakt schulden, de borgsteller Claessen moet bijpassen, zodat hij zelf verplicht is zijn eigen borgen Peeter Verlinden van Westmalle en Peeter Staeymans van Loenhout, om geldelijke bijstand te vragen. Op 7 januari 1616 wordt Abraham voor de schepenbank gedaagd, enn veroodeeld om de 250 rijnsgulden achterstel te betalen aan zijn schoonvader. Hij kort 45 rijnsgulden.

Op 6 februari 1616 wordt vorster Adriaan Henricx op het matje geroepen, omdat hij mulder Abraham, gevangen, zo maar doodgewoon heeft "laten uitgaan zonder consente van den requirant" (12). Peeter Claessen bemaalt de windmolen zelf tot op 17 december 1616 Jacop van der Vleuten pachter wordt (13).

Op 3 oktober 1618 wordt Aert Peeterssen mulder op de Akkerwindmolen. Henrich Verhese en Wijbrecht Feyens borgen hem.  Inkwartieringen en doortocht van krijgsbenden bezorgen het dorp en de mulder moeilijke jaren. Op 27 januari 1617 is Peeterssen nog steeds 503 gulden 15 stuivers schuldig als pachtgeld.  Op die datum wordt gerechtelijk beslag gelegd op de borg Henrich Verhese. Hij moet verkopen: 7 koeien, 2 paarden en al de meubels. De tweede borg Feyens koopt alles op. Peeterssen kan door deze verkop slechts 210 gulden 9 stuivers aflossen. Hij belooft de rest plus de gerechtskosten, plus de kosten voor "reparatie en mileratie" van de molen later te voldoen aan de rentmeester Botterschot (14).

Schepen Laureys Cornelis Reyns van Loenhout heeft zich in 1621 borg gesteld voor zijn zoon Cornelis, die de Akkermolen en de molen van Loenhout bemaalt. "Ziek te bed liggende, maar zijn verstand, memorie en vijf zinnen nog machtig zijnde", preciseert hij in zijn testament van 19 oktober 1621, dat zijn zoon de borgsom van zijn erfenis dient af te trekken (15). De deelakte van 12 mei 1622 vermeldt dat COrnelis aan zijn vier mede-erfgenamen de som van 587 rijnsgulden 18 stuivers overmaakt om zijn borgsom in te lossen (16). Cornelis Reyns pacht ook nog in 1627. Hij wordt door Aert Peeterssen, aan wie hij nog schulden heeft voor de overname van de moeln "wettelijk gegijzeld". Wat wil zeggen dat Reyns die op het Laar woont, Brecht niet verlaten mag alvorens zijn achterstel betaald is. Reyns vraagt op 16 april 1627 om, samen met Peeterssen, naar Loenhout te mogen gaan om gronden te verkopen "onder sulcke restrictie dat hij bij faulte van dien hij wederom gelooft in de voors. gijselinge te comen". Hij belooft dit "onder solempnelen eede" (17).

In 1628 neemt Henrich Henricx de Akkermolen over. Hij wordt ziek, en zijn zoon Peeter zet de zaak verder. Henricx overlijdt. Zijn weduwe, Gertruyt Dingemans, geeft op 3 november 1633 de molen over aan Corstiaen Soetwey. Jan Dielkens, inwoner van Brecht, heeft van Soetwey mout gekocht voor 144 carolusgulden en niet betaald. BIj schpenakte van 26 februari 1636 wordt bepaald dat Soetwey van Dielkens zoveel "hafelijke goederen" verkopen mag tot zijn schuld is ingelost (18).

Balte van Geel bemaalt de molen van in 1640. Hij heeft al dadelijk last met Corstiaen Soetwey, die hij beschuldigt "meelkisten te houden" (= graan te verwisselen tegen meel, of meel te verkopen dat niet op de banmolen is gemalen). Soetwey wordt verboden nog op die manier handel te drijven. Hij wordt veroodeeld tot een boete van 6 carolusgulden (19).

Op 19 januari 1646 pacht Lambrecht Cornelissenn, geboren te Wuustwezel, te Bergen-op-Zoom de Akkermolen. Peter Buyens is "principaalste borghe" en Jan Lenaerts de Bruyn "contreborghe". Op 24 mei 1650 wordt Cornelissen gerechtelijk gemaand 19 carolusgulden te betalen aan Balten van Geel, voor de aankoop van een molenborst (pestel, deel van het gevlucht) (20).

Op 21 augustus 1650 bieden de voerlieden Jan Bruynen (met 23 paarden), Anthoni Adriaen van Roey, Peeter Brughmans, Adriaen van Riel en Balten van Geel (elk met één paard) hun rekening aan, groot 27 caolusgulden aan de schepenen van Brecht. Dit omdat zij "inden jaere 1648 buijten de stadt van Antwerpen tot onder de molen van Brecht sekeren moelensteen, die alnoch opden voors. moelen binnen Brecht is liggende, hebben gehaelt". In deze factuur is ook de reis van de vorst naar Hoogstraten begrepen, met "cost ende dranck vande voors. voerlieden ende peertcosten" (21). Balten van Geel dient op 17 september 1652 in de "genechtcamere" (schepenbank) te komen omdat hij zijn "hogen" (opbiedingen) van de verpachting nog niet heeft betaald (22).

Molenaars trekken rond, op zoek naar een molen. Zo pacht de broer van Lambrecht Cornelissen, onze mulder op de Akkermolen, de molen van Kruisland tegen Bergen-op-Zoom. Cornelis Cornelissen is gehuwd met Maria, dochter van Meester Aert Christiaenssen, chirurgijn te Brecht. De weduwe van deze dokter, Barabara Jacop Geertsen, stelt zich borg voor haar schoonzoon op 10 februari 1652. Ook mulders borgen elkaar: Henricx Peeters borgt zijn broer Barholomeus voor de molen van Gilse (nu NL) in 1654.

1658 was een zwart jaar voor de mulders. De beide molenaars van de Akkermolen,Peeter Henricx (gehuwd met Martina Cornelis Gosens) en Jan Bartholomeeussen, én de mulder van de Nieuwe molen (St. Lenaarts), vragen aan de schepenen een attestatie voor kwijtschelding van pachtgeld. Zijn kunnen niet malen, omdat krijgsvolk te Brecht gelegerd is, de bevolking "met hunne bestiaelen, huysraet, graenen ende andersints" is gevlucht, en hun graan laten malen in het dorp waar zij hun toevlucht hebben gezocht (23).

Een akte van 8 mei 1663 vermeldt dat Peeter en Henrick Peeter Henricx de Akkermolen hebben gepacht op 3 december 1660, molen die nu toebehoort aan de Graaf van Hoogstraten, die ook de nieuwe molen bezit. De Brechtse inwoners zijn vrij op een van deze molens te laten malen (24).

Voor 1667 was Lambrecht Cornelissen uit Merksplas pachter van de "ackermolen" te Brecht (bron: notarisakte van notaris Schippers uit Bergen op Zoom, dd. 09.10.1667). Deze Lambrecht was in Brecht aangekomen als soldaat en was getrouwd met Maria Jacobi Beenssen alias Meeussen.

In 1668 is Huybrecht Wouters mulder op de Akkermolen. Wanneer de oogst wordt binnengehaald, hebben de boeren veertien dagen de tijd noet om te laten malen. Met het gevolg dat, na de oogst, iedereen naar de molens rijdt... en de mulders kunnen niet malen omdat het twee weken lang windstil is. Daarna malen ze tweemaal op zondagvoormiddag. Pastoor Jan Delarue en enkele inwoners komen dit bevestigen op 6 augustus 1668, en vragen de schepenen deze inbreuk van de zondagsrust te willen vergeven, omdat anders de inwoners zonder "brood en bakte" vallen (25).

Op 17 september 1668 stellen de molenmakers Jan Goyvaert Janssen en Jan Peeter Metten Saelden vast dat de standaard van de molen "van binnen verteirt ende bedorven is" en dringend een nieuwe dient geplaatst (26). Een hele onderneming, wanneer men bedenkt dat heel het molenlijf dient opgelicht om deze standaard te plaatsen!

Na de reparatie draait de molen verder... Mulder Jan Bartholomeeus Laureyssen maalt vanaf 1673. Frans Vinck van 1676 tot 1679.

Op 3 november 1682 daagt hij Dilis vande Grieten voor de vierschaar, omdat dezze laatste, de opvolger van Vinck in 1679, hem nog 571 gulden 17 stuivers schuldig is "ter saecken van affgerekende molenpacht" (27). Vande Grieten tekent beroep aan tegen het vonnis van de schepenen.

In 1673 vinden we Jan Bartholomeeus Laureyssen op de molen. Deze overlijdt, nadat hij slechts één jaar heeft gemalen. Op 8 januari 1674 verleent de schepenbank toelating aan de borgen Lenaert Jan van Riel, Matthijs Lenaert de Bruyn en Peter Michielsen om de molen zelf te mogen bemalen. Dit  om "de overgrote schade en intrest die de  borgen ondergaan": Bartholomeeus heeft éslechts weinig meubelen en bezittingen". Ze worden verkocht, na drie zitdagen, op 14 februari 1679, en brengen zeer weinig op. Ingebrachte rekeningen zeggen dat Jan Bartholomeeus en zijn echtgenote Cornelia de Bruyn een ziekte hadden die "periculeus ende kwaelijck" was (28).

Kerstmis 1679 komt Dielis van Grinten (in vorige akte vande Grieten genoemd) als mulder op de molen, zeker tot§ 1683. Misschien kan hij vervolgen, we vinden geen namen tot 1699.

Kerstmis 1699 kan Sijmon Diels de molen op. Hij is geboren te Kasterlee en gehuwd met Jenneken vanden Hout uit Lille. Als borgtocht stelt hij zijn goederen te Lille voor 850 gulden en te Kasterlee voor 300 gulden in pand. Daarbij nog zijn kindsgedeelte in de eigendommen van zijn vader Adriaen (29). Diels vernieuwt de pacht op 7 december 1702 tot Kerstmis 1705.

Schout Anthoni de Haze, rentmeester, geeft in december 1705 de palmslag voor de molen aan Dionisius van Buerstee uit Loenhout (Popendonk), gehuwd met Elisabeth Jacoba van Gestel. Zijn jaarlijkse pachtsom bedraagt 900 gulden. Hiervoor stelt hij zijn talrijke bezittingen in pand. Op 20.12.1710 werd Dionisius van Buerstede uit Loenhout, later te Antwerpen, genoemd als gewezen pachter-molenaar (30).

Kerstmis 1715 wordt Jacob van Druynen molenpachter. Hij is inwoner van Hoogstraten. en gehuwd met Cornelia Crols. Voortaan wordt de molen verpacht met een huurceel van zes jaar ineens. Onder de panden zijn huis, hof en grutmolen begrepen, genaamd "de oude pastorije", gelegen naast het begijnhof. Buiten de herencijns, is dit goed belast met twee veertelen rogge per jaar ten voordele van de kapelanie van de H. Barbara in de St. Catharinakerk (31).

Op 17 oktober 1721 overlijdt te Brecht Cornelia Crols; haar man, Jacobus van Druynen op 29 januari 1722. Ditzelfde jaar, op 26 januari, is ook mulder Cornelius Lambrechts gestorven (32). Peeter Bove wordt de volgende mulder in 1721 (33). Hierna komt in 1727 Joannes van Eggermont. Deze sterft op 18 juni 1729, als echtgenoot van Elisabeth Carels (34).

Hij wordt opgevolgd door Balten van Geel. Balten schijnt het met de geboden van de H. Kerk niet zo nauw te nemen. Op 18 december 1731 wordt hij veroordeeld tot een boete van 9 gulden 15 stuivers "doordat de gedaagde tot twee en meerdere keren gemaald heeft op zondag en heiligdag, bestaande in een slafelijk werk." (35)

De molen, die reeds meer dan 115 jaar dapper zijn werk doet, voelt "de tand des tijds" duchtig aan zich knagen. Zijn eigenaar, de Prins van Salm-Salm (Hoogstraten) geeft opdracht een nieuwe op te richten. Een "prisee" (schatting) van 1744 geeft een som van 453 gulden 15 stuivers. De meester-molenmakers Gerardus Borsten uit Hoogstraten en Jacobus Campers uit Oostmalle, maken de molen in 1744 voor de som van 300 gulden. De smeden Joannes en Cornelius Lambrechts leggen nog een rekening voor van 248 gulden voor het ijzerwerk (36).

Het is moeilijk te achterhalen wie er molenaar is tussen ca. 1735 tot de vernieuwing van de molen. Vermoedelijk is de molen niet verpacht gedurende enkele jaren omwille van de heroprichting.

Joannes Asselberghs (Schilde, 1733 - Rijkevoersel 1801), was eerst molenaar op de Akkermolen. Na het overlijden van zijn oudste broer Gaspar werd hij molenaar op de molen van Loenhout om vervolgens te eindigen op de molen van Rijkevorsel.

In 1764 wordt Antoni Smits vermeld als "molder van den Akkermolen", in een vonnis tegen Henderick Bossaerts, "molder vanden St. Lenartmolen" (37). We vinden Smits nog terutg in 1771, wanneer hij de moeln pacht voor 992 gulden 14 stuivers per jaar, met een huurceel voor 6 jaar (38).

Tussen deze twee huurcelen in, is Ludovicus Dalemans mulder. Deze laatste overlijdt op 21 juli, als echtgenoot van Joanna Asselberghs (39). Cornelis Puernaels volgt Smits op. Na hem bestijgt Jan Loomans de molentrap. Zijn borg is Puernaels.

In 1780 wordt de molen verpacht aan Benedictus Paridaens, mulder te Wijnegem. Hij huurt molen, molenhuis, land en weide voor 990 gulden en 10 verdieren. Zijn schoonvader Jan Baptist Verhoeven uit Stabroek, en zijn zwager Franciscus Lambrechts, mulder te 's Gravenwezel, borgen hem (40).

Arnoldus Pauwels neemt "molster en lepel" over in 1786 tot in 1792. Francis Pauwels en Cornelis Faes worden als borgen genoemd (41). Pauwels is nog mulder waneer in 1792 de Fransen ons land binnenvallen. Onder het Franse regime worden alle kerk- en heergoederen verbeurd verklaard. Hieronder valt ook de Akkermolen.

Volgens inscirpties in de standaard van de Akkermolen, is H. Nulens mulder in 1797, P.F. Servaes in 1804 tot 1806. P.F. Spruyt volgt van 1807 tot 1810. Een zekere MVDM kerft zijn naam in 1811.

In 1821 wordt de molen in publieke veiling verkocht door notarissen Van Dael uit Antwerpen en J .F. Keysers te Brecht. Notaris Keysers koopt de molen, die in het bezit van de familie blijft tot na de vernieling.

In 1842 is Jan Frans Spruyt mulder op de Akkermolen. Dat jaaar vraagt hij stoelating van de gemeente en provincie om een stenen molen in Brecht te mogen bouwen. Ivo Van Aken is maaldersgast bij Spruyt.

C. Brossens neemt in 1844 de molen over. Victor Jacobs maalt in 1871, A. Jacobs in 1911. Mathijs Jacobs en Victor Jacobs jr. zetten het bedrijf verder (42).

De laatste mulder is Louis Raeymaekers, gehuwd met Maria Jozefina Busschaerts. Hij bezit een molen te Halle (Kempen). Deze molen staat tussen hoogstammige bossen en kan geen wind genoeg vangen. Reden waarom hij in 1927 de Akkermolen huurt.

Kadastrale beschrijving uit 1827:
"deze houten standaart molen is voordeelig gesitueert bij het dorp en van goede constructie. Deselve heeft twee paar steenen die niet gelijktijdig gebruikt worden. Deselve is met een huis en andere grondeigendommen verhuurd aan Jan Spruyt".

Eigenaars na 1820:
- 1821, verkoop: Keysers-Van den Cauwelaer Josephus Franciscus, notaris te Brecht; huurder-molenaar: Spruyt Jan (tot 1844)
- 22.07.1855, erfenis: de weduwe/weduwnaaar en kinderen
- 05.10.1861, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Van den Cauwelaer van Josephus Franciscus Keysers)
- 1865, deling: a) Keysers-Mast Jean François, notaris te Brecht en b) (zijn zus) Keysers Marie Laurence
- 30.07.1876, erfenis: a) Keysers-Mast Joannes Franciscus, notaris te Brecht en b) Keysers Marie Laurence, de erfgenamen (overlijden van Maria Laurentina Keysers)
- later, eigenaar: Keysers-Mast Joannes Franciscus, notaris te Brecht
- 11.05.1885, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Mast)
- 02.08.1892, deling: Van der Veken-Keysers Thomas, eigenaar te Brecht (notaris Van Nueten)
- 29.08.1895, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Thomas Van der Veken)
- 17.08.1929, maatschappij: a) Domaines de Brecht (voor naakte eigendom) en b) Van der Veken-Keysers Thomas, de weduwe en de kinderen (voor vruchtgebruik) (notaris Van Olmen)
- later, onteigening: Domaines de Brecht
- 30.09.1947, deling: a) Neut-Van der Veken Adolf Amand Michel Marie Joseph (voor vruchtgebruik), ingenieur te Brecht, b) Neut Jan Raphaël Jules Eduard Maria Cornelia (voor 1/2 naakte eigendom) en c) Neut Etienne Ernest Thomas Jules Adolf Maria Cornelia (voor 1/2 naakte eigendom), mijningenieur te Brecht (notaris Van Olmen)

De bevrijdingsgevechten en bombardementen teisterden Brecht in 1944-1945. De laatste molenaar, Louis Raymaekers zag met lede ogen de vernieling van zijn woning, huisraad en molen.

De sterk beschadigde standaardmolen werd in 1951 gesloopt.

F. OOMS & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Rijksarchief Antwerpen, Oud archief Loenhout, Schepenregister 190, f° 13 v°, 24.12.1710
Arnoldus Bode, gemachtigd van heer Henrij Joseph graaf van Salms, Rhijngraaf etc en van heer Andreas Melchior van Kessel, 1ste secretaris van Antwerpen, hernieuwt akte notaris Peeter Joan Allefeldt te Antwerpen dd 20.12.1710 waarbij mandanten als curators van Niclaes Leopold Rhijngraaf, graaf van Hoogstraten etc representeren de successie van +vrouwe Marie Gabriele de Lalain, en Dionisius van Buerstede, inwoner van Loenhout, tegenwoordig in Antwerpen zijnde, gewezen pachter van de Akkermolen in Brecht, een akkoord sluiten, waarbij de afrekening die vs pachter op 05.12.1710 met de schout van Brecht heeft gemaakt zal geratificeerd worden etc.

----

De molenaarsfamilie Asselberghs te Schilde, Brecht, Loenhout en Rijkevorsel

Petrus Asselberghs was molenaar op de Heidemolen te Schilde.
Hij werd gedoopt op 29 december 1692 in Duffel en overleed op 9 juli 1761 in Schilde.
HIj was de zoon van Gaspar Asselberghs, gedoopt op 24 feburari 1654 in Broechem, gehuwd op 17 januari 1682 te Duffel met Maria Vermariën.
Petrus Asselberghs huwde op 29 januari 1725 te Waarloos met Elisabeth Mertens, gedoopt op 5 mei 1701 te Warloos en overleden op 13 februari 1772 te Schilde. Zij hadden als kinderen:

Petrus Asselberghs huwde op 29 januari 1725 te Waarloos met Elisabeth Mertens, gedoopt op 5 mei 1801 te Waarloos en overleden op 13 februari 1772 te Schilde. Zij hadden als kidneren:

Gaspar Asselberghs, gedoopt op  8 november 1725, te Schilde
Magdalena Asselberghs, gedoopt op 6 maart 1728, te Schilde
Joanna Asselberghs, gedoopt op 28 oktober 1730 , te Schilde
Joannes Asselberghs, gedoopt op 3 augustus 1733, te Schilde
Petrus Asselberghs, gedoopt op  11 april 1736, te Schilde
Elisabeth Asselberghs, gedoopt op  11 april 1736, te Schilde
Petrus Asselberghs, gedoopt op  28 juli 1737, te Schilde
Maria Catharina Asselberghs, gedoopt op 19 april 1740, te Schilde
Andreas Asseberghs, gedoopt op 26 september 1743, te Schilde

Joannes Asselberghs, gedoopt  op 3 augustus 1733, Schilde, gestorven op 2 maart 1801, Rijkevorsel. Eerst molenaar op de Akkermolen te Brecht. Na het overlijden van zijn oudste broer Gaspar wordt hij molenaar op de molen van Loenhout om vervolgens te eindigen op de molen van Rijkevorsel.
Gehuwd op 20 september 1768, Zandvliet, met Gertrudis de Neys, gedoopt op 24 juli 1742, Zandvliet, gestorven op 8 april 1785, Rijkevorsel en hun kinderen:

Joannes Franciscus Asselberghs, gedoopt op 16 oktober 1770, Brecht.
Gerardus Asselberghs, gedoopt op 7 november 1771, Brecht.
Petrus Josephus Asselbergs, gedoopt op 27 januari 1773, Loenhout. Zie verder: Bergen op Zoomse tak.
Andreas Victor Asselberghs, gedoopt op 5 december 1774, Loenhout. Zie verder: Limburgse tak.
Carolus Emanuël Asselberghs, gedoopt op 18 april 1777, Loenhout. Zie verder: Limburgse tak.
Rosalia Asselberghs, gedoopt op 16 november 1779, Rijkevorsel.
Joanna Catharina Asselberghs, gedoopt op 3 april 1785, Rijkevorsel.
Gehuwd op 13 november 1786, Rijkevorsel met Theresia Schilders, gedoopt op 20 augustus 1762, Westmalle en hun kinderen:

Joannes Baptista Asselberghs, gedoopt op 19 april 1787, Rijkevorsel.
Gommarus Asselberghs, gedoopt op 19 april 1787, Rijkevorsel.
Anna Catharina Asselberghs, gedoopt op 30 juli 1788, Rijkevorsel.
Joanna Asselberghs, gedoopt op 25 december 1789, Rijkevorsel.
Petrus Martinus Asselberghs, gedoopt op 31 januari 1792, Rijkevorsel.
Maria Catharina Asselberghs, gedoopt op 5 oktober 1793, Rijkevorsel.
Maria Anna Asselberghs, gedoopt op 5 oktober 1793, Rijkevorsel.
Franciscus Josephus Asselberghs, geboren op 24 februari 1800, Rijkevorsel.

Literatuur

Voetnoten.

 1. Dr. R. Van den Eechaute, "Toponymie van het Land van Brecht", Glossarium, Exerpt 75.
 2. Rijksarchief Antwerpen (RAA), Manuael M. Joerdaens 1523-1525, f° 48v°.
 3. RAA, Manuael M. Joerdaens 1527-"28, f° 5f°
 4. RAA, Scab. Prot. Loenhout 1529-1531, f° 22v°.
 5. RAA, Notulen M. Joerdaens 1541-1543, f° 34v°.
 6. RAA, Manuael M. Joerdaens 1644-1545, f° 13r°.
 7. RAA, Registrum Notariatus L. van de Poel 1567-1574, f° 31v°.
 8. RAA, Scab. Prot. Loenhout 1716-1725, f° 132r°.
 9. RAA, Scab. Prot. 1610, f° 310v°.
10. RAA, Genecht. 04.05.1610 e.v.
11. RAA, Scab. Prot. f° 326r°.
12. RAA, Genecht.  04.01.16616, f° 261/269.
13, RAA, Scab. Prot. 1616, f° 69v°
14. RAA, Scab. Prot. 1627, f° 109v° en f° 113v°.
15. RAA, Scab. Prot. Loenhout 1617-1625, f° 214v°.
16. RAA, Scab. Prot. Loenhout 1617-1625, f°277v°/278r°.
17. RAA, Scab. Prot. 1627, los blad tussen f° 113-114.
18. RAA, Scab. Prot. 1636, f° 46r°-v°.
19. RAA, Scab. Prot. 1640, f° 124r°.
20. RAA, Scab. Prot. 1650, f° 137r°.
21. RAA, Scab. Prot. 1650, f° 110v°-111r°.
22. RAA, Genecht. 1652, f° 337 r°-v°.
23. RAA, Scab. Prot. 1658, f° 229v°.
24. RAA, Scab. Prot.  1660-1663, f° 1r°, 3v°.
25. RAA, Scab. Prot. 1668, f° 87r°-v°.
26. RAA, Scab. Prot. 1668, f° 94v°-95r°.
27. RAA, Genecht. 1682, f° 210v°.
28. RAA, Genecht. 1674 f° 262v°.
29. RAA, Scab. Prot. 1699, f° 323v°-324r°.
30. RAA, Scab. Prot. 1707 f° 67r°-68v°; RAA, Oud archief Loenhout, Schepenregister 190, f° 13 v°, (24.12.1710).
31. RAA, Scab. Prot. 1716, f° 207r°-208v°.
32. Brecht, Parochieregisters 1721-1722.
33. RAA, Gechet 1722, f° 109r°.
34. Brecht, Parochieregisters 1729.
35. RAA, Genecht 1731, f° 86r°
26. Archief Salm-Salm N 44? liase H, 228-7/16.
37. RAA, Genecht 1764-1768 mei, f° 71r°.
38. Insolvente Boedelkamer Antwerpen Proly nr. 1956.
39. Brecht, Parochieregister 1716-1717, f° 164.
40. Archief Salm-Salm 227-4.
41. Archief Salm-Salm 227-4.
42. Gegevens ingenieur Ad. Neut

R. Van den Eechaute, "Toponymie van het Land van Brecht".  Glossarium, Exerpt 75.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1900. Deel 1. Gemeenten A-G", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2009.
H. Holemans & P.J. Lemmens, "Molens van de Voorkempen en van Groot-Antwepen," Nieuwkerken, 1983, p. 38-40;
F. Ooms, "Brecht", Brecht, 1975;
F. Ooms, "Brecht en zijn molens," in: Brecht, gemeentelijk informatieblad, IV, 1980, 4 (4 nov.), p. 72-78 en V, 1981, 3 (juli), 1981, p. 73-74; overgenomen in: De Belgische Molenaar, LXXV, 1980, p. 99-101, 117-118 en 133-134 en in: Molenecho's, IX, 1981, p. 42-45, 58-60 en 66-68;
F. Ooms, "De molens van Brecht", De Belgische Molenaar - Levende Molens, LXXVII, 1982, 2 (februari), p. 48-51, ill. - als vervolg op: "V. De verdwenen molen van Sint-Job".
A.J. Weyns, "Asselberghs, een oud Kempisch maaldersgeslacht", Lier, 1 mei 1976 (archief A.J. Weyns in Centrum voor Familiekunde te Merksem); gepubliceerd in: Scilla (Heemkundig Kring Scilla te Schilde), jg. 20, 1987, p. 67-97.
Mailbericht Jan Mattysen, Essen-Hoek, 18.02.2012 (over molenaar Lambrecht Cornelissen).

Overige foto's

<p>Akkermolen</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Akkermolen</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Akkermolen</p>

Foto: Cas Oorthuys, voor 1951 (coll. Wim Van der Elst, Laken)

<p>Akkermolen</p>

Tijdens de afbraak in 1951. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: maandag 1 augustus 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens