De Bovenste Molen van Grimertingen was een korenwatermolen, type onderslagrad, in het gehucht Grimmertinge, op de Luisebeek of Lerebeek, iets stroomopwaarts van de Nederste Molen (van Grimertingen).

Het oudste goederenregister van Alden Biesen uit 1280 maakt veelvuldig melding van de Nederste Molen in het gehucht Grimertingen: "Grimmertinghen. Heren Willeme den Jungen 1 d. van der niderster molen te Grimerdingen; die selve molen gilt ons 1 modde rogghen Tongers" of "Her Willem der jonge van Grimerdingen, 1 mudde roghen te Grimerdingen te leverne, van der niderster molen te Grimerdingen". De aanwezigheid van de Nederste Molen veronderstelt het bestaan van de Bovenste Molen.

In de leenverheffingen voor de leenzaal van Kuringen in 1388 lezen we: "Andreas Reys van Repen verhief te Luik op de laatste dag van januari bepaalde leengoederen afhangende van de graaf van Loon die door niemand in achterleen gehouden worden, samen met een molenstede" gelegen nabij de molen van Breedstede, door overdracht van Jan, zoon van Willem van Grimertingen, die het bezit van dit leen verhief uit de nalatenschap van zijn overleden moeder en het vruchtgebruik door overdracht van zijn vader.

We vermoeden dat zowel de Nederste als de Bovenste Molen eerder kleine watermolens waren die reeds vroeg verdwenen zijn bij gebrek aan water.

Daniël BOGAERTS & Eddy VALGAERTS

Daniël Bogaerts & Eddy Valgaerts, "Kortessem, een rijk molenverleden", Kortessem, Gemeentebestuur, 1990, 232 p. (p. 210).