Molenzorg

Brecht, Antwerpen


Foto: 03.05.1979
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Botermolen van De Broeigans

Ligging
Tilburgstraat 52
2960 Brecht

hoek met Lochtsebaan
de Locht
tegenover de Sint-Theobalduskapel


toon op kaart
Type
Tredmolen
Functie
Karnmolen
Verdwenen
kort na 1920
Beschrijving / geschiedenis

John Verpaalen, "Hondenmolens in Brecht", Vlaamse Molens, lente 2016.

Op het erf van Hoeve De Broeigans, op de hoek van de Tilburgbaan (nr. 52) en de Lochtsebaan, stond een hondentredmolen voor de aandrijving van een boterkarn.

Op een prentkaart van de ‘Hoef op de Locht’ in Brecht, afgestempeld in 1925, zien we tegen de gevel rechts een aanbouw waarin een hondenmolen stond. Mijn interesse was meteen gewekt, niet alleen vanwege die aanbouw maar ook omdat de monumentale hoeve nog altijd bestaat, op de hoek van de Lochtsebaan en de Tilburgbaan.

De Hoef op de Locht is beter bekend onder de naam Broeiganshoeve. Deze is sinds 1986 een van de beschermde monumenten in Brecht. De hoeve ligt langs de oude baan van Antwerpen via Hoogstraten naar Tilburg. Langs diezelfde baan, schuin tegenover de Broeigans, ligt de gotische Sint-Theobalduskapel, in de volksmond het Lochts kapelleke genoemd. De geschiedenis van dit bedehuis gaat terug tot 1436, maar de oorspronkelijke kapel ontkwam niet aan de Spaanse plunderingen en vernielingen aan het einde van de 16de eeuw. In zijn huidige vorm dateert het gebouw van 1610. Ook de St.-Theobalduskapel is sedert 1986 een beschermd monument. Ter plaatse is de Tilburgbaan nog altijd een zandweggetje.

Vanaf de late Middeleeuwen was de Broeigans een herberg met logement en tevens een brouwerij. Dit was ook steeds de woonplaats van families die een belangrijke rol hebben gespeeld in het gemeentebestuur van Brecht. De tegenwoordige gebouwen dateren uit de 17de en 19de eeuw met latere aanpassingen.

Leon Van Looveren (°1938) kon getuigen dat zijn grootvader Cornelius (°1863) in 1899 naar de Broeigans kwam. Hij bevestigde dat het wel degelijk om een tredmolen ging. Deze hondenmolen was door een as verbonden met een boterkarn die in de kelder was opgesteld. Hij kende dit verhaal van zijn vader Jan Louis, die in 1907 in De Broeigans is geboren. Leon zelf heeft de tredmolen nooit gekend. Die bestond nog tijdens de Eerste Wereldoorlog, zo blijkt uit een vroegere getuigenis, maar werd kort daarna afgebroken.

Op basis van de prentkaart, afgestempel in 1925, kunnen we vaststellen dat de molen zich bevond tegen de gevel die naar het noorden/noordwesten is gericht. Voor een karninrichting is dit vanzelfsprekend de meest koele en dus ideale zijde. We zien een volledig gesloten, houten constructie met een verticale beplanking. Het tredrad wordt dus aan ons oog onttrokken. Een deurtje is niet goed te onderscheiden, maar zal zonder twijfel aanwezig zijn geweest. We zien voorts een zadeldak, gedekt met pannen.

Het gebouw werd sindsdien op enkele punten nogal ingrijpend  veranderd. Aan de ramen is duidelijk gesleuteld, het zwarte plint is verdwenen et cetera. Opvallend is dat de hondenmolen zich deels voor een raam van de opkamer bevond en dat op die plaats nu een veel groter raam zit.

De tredmolen werd kort na 1920 verwijderd.

Het gebouw waartegen het rad stond opgesteld bestaat nog en werd - samen met het hele erf - op 3 juni 1986 beschermd als monument en samen met de omgeving als dorpsgezicht.

Bijlagen

John Verpaalen, "Hondenmolens in Brecht", Vlaamse Molens, lente 2016.

Brecht is een gemeente in de provincie Antwerpen (Voorkempen) die in onze middens vooral gekend is om haar zeldzame kettingkruier. Helaas is deze stenen bergmolen in 2010 volledig uitgebrand. De romp wacht nog altijd op herstelling. Daarbij zullen de zolders en de gehele inrichting moeten worden vernieuwd.

Op een boogscheut van de stenen molen maalde ook nog een houten standaardmolen, de Akkermolen. Deze zeer oude banmolen werd in 1951 afgebroken.

Nu is er over de windmolens van Brecht al heel wat gepubliceerd, dus daarop is de focus in dit artikel niet gericht.

Enige tijd geleden toonde Frans Weemaes mij een oude prentkaart van de ‘Hoef op de Locht’ in Brecht. Deze kaart is afgestempeld in 1925. (Afb. 1) Frans had het vermoeden, dat de aanbouw tegen de gevel rechts wel eens een hondenmolen zou kunnen zijn. Mijn interesse was meteen gewekt, niet alleen vanwege die aanbouw maar ook omdat de monumentale hoeve nog altijd bestaat, op de hoek van de Lochtsebaan en de Tilburgbaan. (Afb. 2)

De Broeigans

De Hoef op de Locht is beter bekend onder de naam Broeiganshoeve. Deze is sinds 1986 een van de beschermde monumenten in Brecht. De hoeve ligt langs de oude baan van Antwerpen via Hoogstraten naar Tilburg. Langs diezelfde baan, schuin tegenover de Broeigans, ligt de gotische Sint-Theobalduskapel, in de volksmond het Lochts kapelleke genoemd. De geschiedenis van dit bedehuis gaat terug tot 1436, maar de oorspronkelijke kapel ontkwam niet aan de Spaanse plunderingen en vernielingen aan het einde van de 16de eeuw. In zijn huidige vorm dateert het gebouw van 1610. Ook de St.-Theobalduskapel is sedert 1986 een beschermd monument. (Afb. 3) Ter plaatse is de Tilburgbaan nog altijd een zandweggetje.

Vanaf de late Middeleeuwen was de Broeigans een herberg met logement en tevens een brouwerij. Dit was ook steeds de woonplaats van families die een belangrijke rol hebben gespeeld in het gemeentebestuur van Brecht. De tegenwoordige gebouwen dateren uit de 17de  en 19de  eeuw met latere aanpassingen.

We zijn te rade gegaan bij Ronny Mattheeussen, voorzitter van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Brecht vzw. Ronny kende de oude prentkaart maar kon niet zeggen of het gebouw vroeger over een tredmolen beschikte. Hij heeft op zijn beurt enkele mensen gecontacteerd, onder wie Leon Van Looveren (°1938). Diens grootvader Cornelius (°1863) kwam in 1899 naar de Broeigans. De heer van Looveren heeft bevestigd dat het wel degelijk ging om een tredmolen. Deze hondenmolen was door een as verbonden met een boterkarn die in de kelder was opgesteld. Hij kende dit verhaal van zijn vader Jan Louis, die in 1907 in De Broeigans is geboren. Leon heeft de tredmolen nooit gekend. Die bestond nog tijdens de Eerste Wereldoorlog, zo blijkt uit een vroegere getuigenis, maar werd kort daarna afgebroken.

Volgens Ronny Mattheeussen is de prentkaart de enige afbeelding waarop de tredmolen te zien is. Op basis van deze foto kunnen we vaststellen, dat de molen zich bevond tegen de gevel die naar het noorden/noordwesten is gericht. Voor een karninrichting is dit vanzelfsprekend de meest koele en dus ideale zijde. We zien een volledig gesloten, houten constructie met een verticale beplanking. Het tredrad wordt dus aan ons oog onttrokken. Een deurtje is niet goed te onderscheiden, maar zal zonder twijfel aanwezig zijn geweest. We zien voorts een zadeldak, gedekt met pannen.   

Frans Weemaes merkt nog op dat het gebouw sindsdien op enkele punten nogal ingrijpend werd veranderd. Hij haalt een term aan die I.J. de Kramer - eminent molinoloog uit Leidschendam (1919-1994) – in zo’n geval zou hebben gebezigd: ”verrestaureerd”. Inderdaad, aan de ramen is duidelijk gesleuteld, het zwarte plint is verdwenen et cetera. Opvallend is dat de hondenmolen zich deels voor een raam van de opkamer bevond en dat op die plaats nu een veel groter raam zit.

Bijvangst

Bij het verstrekken van alle gegevens over de Broeiganshoeve merkte Ronny Mattheeussen terloops op, dat zich in het Kempisch Museum aan de Mudaeusstraat nr. 2 te Brecht ook nog een hondenmolen bevindt. Dat was voor ons uiteraard een grote verrassing en een welkome bijvangst, want deze molen is in de molenwereld tot op heden totaal onbekend. Hij komt dan ook in geen enkele inventaris voor. Het museumstuk werd nooit vermeld - laat staan beschreven of afgebeeld - in eender welke publicatie. Ronny tekent hierbij aan, dat tot voor kort eigenlijk niemand goed wist wat voor werktuig het was en waarvoor het gediend zou kunnen hebben. De botermolen is afkomstig van de familie Ooms uit het gehucht Overbroek bij Brecht. Jacobus Ooms (geboren in Brecht in 1894 en overleden te Overbroek in 1967) heeft mogelijk als laatste met de hondenmolen gewerkt, samen met zijn echtgenote Joanna Cornelia Vergauwen. Jacobus was een oud-strijder uit 1914-1918. ¹  In 1959 werd het hondenrad, samen met landbouwgerief en andere zaken, aan het museum geschonken. “We mochten hem gratis hebben, als we ‘m zelf kwamen afbreken,” aldus Ronny. En zo werd de molen in het museum deels heropgericht in 1962 aan de noordkant van de nieuw gebouwde ambachtengalerij. Alleen de buitenbouw met het rad werd gereconstrueerd. De karninrichting werd helaas achterwege gelaten en was misschien ook al verdwenen bij de overdracht in 1959.

De hondenmolen maakte deel uit van hoeve “De Ackerstede” in de Kapelstraat 35 te Overbroek. Deze hoeve bestaat nog altijd, zij het in gerenoveerde toestand. In oude akten spreekt men van de stede of hoeve gelegen in d’acker, verwijzende naar haar ligging, de Overbroekse akker en later bij de oprichting van het kadaster de Akkerse Weijden.  Niet verwonderlijk dus, dat de Kapelstraat vroeger de Ackerstrate werd genoemd. Niet ver hier vandaan stond ook de enige windmolen van Overbroek, een houten staakmolen die in 1887 werd overgebracht uit Gooreind bij Wuustwezel. Naar verluidt kwam deze molen oorspronkelijk uit Wallonië. (Afb. 4)

Over “De Ackerstede” verscheen in 2010 wel een artikel in de reeks “De oude hoeven op het gehucht Sterthoven te Brecht” op basis van onuitgegeven handschriften van Ronny Mattheeussen. ² Hierin wordt evenwel niets gezegd over de hondenmolen. Afbeeldingen van die molen voor de ontmanteling in 1959 blijken evenmin te bestaan. Kennelijk heeft men verzuimd om deze vast te leggen op zijn oorspronkelijke locatie, alvorens hem af te breken.

Volgens onze zegsman zijn in de omgeving van Brecht verschillende hondenmolens geweest, maar zijn die stuk voor stuk verdwenen nadat op 12 juni 1905 de Samenwerkende Maatschappij St.-Willibrordus werd opgericht die in Overbroek een melkfabriek bouwde. Deze melkerij werd op 24 juni 1906 ingehuldigd en prijkt op dezelfde prentkaart als waarop de windmolen van Overbroek te zien is. (Afb. 4)

Het gebouw bestaat overigens nog altijd, maar werd aangepast nadat de fabriek was stilgelegd en een andere functie kreeg. De schoorsteen werd afgebroken. De melkerijen van Brecht en Sint-Lenaarts werden in dezelfde tijd opgericht. Volgens Ronny Mattheeussen stond de melkerij van Overbroek goed aangeschreven vanwege de boter die men produceerde. Men heeft daarmee verschillende prijzen in de wacht gesleept.

De opkomst van de melkfabrieken betekende uiteraard het einde voor de primitieve en kleinschalige botermolens. Het mag eigenlijk een wonder heten, dat het exemplaar in de Kapelstraat het nog zo lang heeft uitgehouden. Immers, bij de bevrijding in 1944 is enorm veel vernield. De Duitsers zaten in Overbroek en werden stevig onder vuur genomen door de Geallieerden.

Na de oorlog sloten de melkfabrieken een voor een hun deuren.

Voor zover wij weten, is de hondenmolen van Brecht nog de enige in zijn soort in de provincie Antwerpen, als we tenminste het nieuwgebouwde exemplaar in het karrenmuseum bij de Kiekenhoeve in Essen buiten beschouwing laten. ³

Het is dus een werktuig om zuinig op te zijn, zeker als je bedenkt dat bij een landbouwtelling in de provincie Antwerpen anno 1910 nog 2261 van deze kleine karninrichtingen werden opgetekend…

Biotoop

Op 3 en 5 april jongstleden hebben we de hondenmolen van het Kempisch Museum uitgebreid gefotografeerd en opgemeten. De belangrijkste gegevens zetten we in dit artikel graag op een rijtje.

Onze algemene indruk is, dat de hondenmolen nog in een heel behoorlijke staat verkeert. We hebben geen sporen van zwammen of schimmels kunnen ontdekken en binnenin is het droog. Wel is het zo, dat een flinke schoonmaakbeurt de toestand aanzienlijk zou kunnen verbeteren. Voor met name spinnen en vogels van diverse pluimage lijkt deze ruimte immers een ideale biotoop. Gevolg: ontelbare spinnenwebben en verschillende nesten ontsieren de aanblik. Gelukkig hebben deze draden en takkenbossen weinig of geen invloed op de kwaliteit van het hout- en ijzerwerk. Met een paar vrijwilligers en een goede stofzuiger is deze schoonmaakklus in enkele uren geklaard. Maar dit terzijde.

Aan de buitenzijde zien we een gemetselde bakstenen voet, waarop een horizontale beplanking is aangebracht. (Afb. 5) De stenen basis is 38 cm hoog. Het houtwerk heeft een hoogte van circa 2 meter. Buitenwerks is de constructie 275 cm lang bij een breedte van 70 cm. Ongeveer in het midden zit een deurtje dat 47 cm breed is bij een hoogte van 130 cm. Dit houtwerk werd aan de buitenzijde bewerkt met carbolineum, een conserverende stof die tegenwoordig niet meer mag gebruikt worden wegens schadelijke neveneffecten. Bij gebruik komen immers vluchtige organische stoffen vrij, die schade aan de luchtwegen kunnen toebrengen. Bij aanraking kunnen deze zelfs brandwonden en zwellingen tot gevolg hebben, met name onder invloed van zonlicht. Bij langdurige blootstelling is het risico op blaas- en huidkanker aanwezig. Bij een volgende onderhoudsbeurt kan gelukkig op allerlei andere (minder schadelijke) houtverduurzamingsmiddelen beroep worden gedaan.

Wat nog opvalt aan de buitenkant is een ronde opening, rechts van de toegangsdeur.

Dit gat diende waarschijnlijk voor de verluchting. Vermoedelijk is de buitenste constructie gemaakt van grenenhout. De grove den was in deze streek altijd in voldoende mate voorhanden. De hondenmolen vindt beschutting onder het pannendak van de ambachtengalerij.

We merken op, dat de houten betimmering geheel gesloten is en het dus onmogelijk maakt om het tredrad in z’n totaliteit te aanschouwen. Dat gold ook voor de tredmolen van de Broeigans. (Afb. 1)

We openen het deurtje en kijken op de kruising van twee eiken armen, waarachter een ijzeren tandwiel met zes spaken steekt. De kruisarmen hebben een lengte van ongeveer 235 cm en zijn onderling verbonden met vier zijarmen, die samen een vierkant beschrijven en die op hun beurt vier bijkomende verbindingen naar de rand van het loopwiel mogelijk maken. Een dergelijke constructie zien we ook bij de tredmolens van Herne (Vlaams-Brabant), Meldert bij Aalst en Opdorp bij Buggenhout (Oost-Vlaanderen).

Er is een ijzeren as, die rust op een eiken blok, aangebracht in de deuropening iets boven het midden. De diameter van het tandwiel bedraagt 76 cm. Het grijpt in een kleiner tandwieltje dat we alleen op de tast konden vinden en dat voor een versnelling moest zorgen. De overbrengingsverhouding hebben we niet kunnen vaststellen. Vanaf het uiteinde van de as zijn vier ijzeren stangen verbonden met de kruisarmen, ter versteviging. Al het ijzerwerk is aan roestvorming onderhevig.

Het loopvlak voor de hond heeft opstaande randen en is 35 cm breed (30 cm zonder de randen). Enkele houten plankjes van dit loopvlak zijn beschadigd en zouden met weinig kosten vervangen kunnen worden. We hebben de indruk dat de meeste onderdelen van deze tredmolen nog origineel zijn. (Afb. 6)

Aandacht en bescherming
De ontdekking van twee relatief onbekende hondenmolens in  één gemeente, waarvan er een nog altijd bestaat, mag uiteraard bijzonder heten. Helaas is de hondenmolen in het Kempisch Museum niet zo eenvoudig te bezoeken. De Geschied- en Oudheidkundige Kring van Brecht vzw is sinds 1905, het jaar van oprichting van het museum, beheerder en eigenaar ervan. In 2014 heeft de vereniging het Kempisch Museum geschonken aan de gemeente Brecht.  Deze gemeente is dus nu eigenaar en beheerder van het museum en heeft besloten om deze ruimte te verbouwen en in een nieuw jasje te steken. Pas in het voorjaar van 2017 zullen de deuren weer opengaan. Enkel bij speciale gelegenheden zal het museum nog open zijn tijdens de werkzaamheden.

De vzw is nog wel gevestigd in het pand waar men aan de voorzijde nog een heuse schandpaal en schepenbank kan bewonderen die allebei op de monumentenlijst voorkomen, maar die oorspronkelijk niet op deze plek stonden.

Als we bedenken dat in heel Vlaanderen nog amper 20 hondenmolens bewaard zijn gebleven en dat de provincie Antwerpen slechts kan bogen op twee exemplaren ⁴, dan is het zondermeer duidelijk dat de molen in Brecht aandacht en bescherming verdient.

De eerste aandacht hebben we erop willen richten door middel van dit artikel, maar er is meer nodig. Een schoonmaak- en onderhoudsbeurt, waarbij het geheel wordt gereinigd en de roestvorming wordt tegengegaan, is al een eerste stap die niet veel hoeft te kosten.

Kleine reparaties kunnen daarbij meteen worden meegenomen. Het object kan daartoe het beste zorgvuldig worden ontmanteld om een gedegen inspectie van alle onderdelen mogelijk te maken en om de noodzakelijke herstellingen te kunnen uitvoeren.

Bescherming is ook zeker het overwegen waard. Als kleine objecten als een schandpaal en een schepenbank als monument geklasseerd zijn, waarom dan niet een zeldzame en authentieke hondenmolen?

We willen deze bijdrage niet afsluiten, zonder onze dank uit te spreken aan het adres van Ronny Mattheeussen, die ons heel wat nuttige inlichtingen heeft bezorgd en aan Frans Weemaes voor de bruikleen van de zeldzame prentkaart uit zijn verzameling, waarop de Broeigans nog met hondenmolen is afgebeeld

Voetnoten

(1) Gegevens afkomstig van het doodsprentje van Jacobus Ooms, uit de collectie van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Brecht vzw.

(2) Oorspronkelijk noemde het gehucht Sterthoven.  In het midden van de 19de eeuw veranderde dit in Sternhoven.

(3) Over de nieuwe hondenmolen van het karrenmuseum te Essen, zie onze bijdrage in ‘Vlaamse Molens’ in het winternummer van 2011. 

(4) We sluiten niet uit, dat er nog enkele ‘verborgen’ hondenmolens bestaan, die misschien in een later stadium nog aan het licht zullen komen, zoals nu de botermolen in het Kempisch Museum. Nog niet zo lang geleden werden dergelijke molens ontdekt in Nederbrakel (O.Vl.) en Wijnendale (W.Vl.); Zie onze bijdrage in het zomernummer 2011 van ‘Vlaamse Molens’.

--------------------

Over Hoeve De Broeigans (Rita Steyaert, Agentschap Onroerend Erfgoed, 1985)

Hoeve met omhaagd erf, gelegen tegenover de kapel. Hoeve met boeiend volumespel door de losstaande bestanddelen uit de 17de en de 19de eeuw, latere aanpassingen.

De Broeigans, gelegen op de Locht tegenover de Sint-Theobalduskapel, was oorspronkelijk een herberg langs de oude baan van Antwerpen naar Hoogstraten en Tilburg. In de archiefstukken wordt het huis ook vermeld als "De Gans" of "De Broetgans". De oudst gevonden vermelding gaat terug tot in 1532, wanneer "De Gans" als onderpand diende voor een erfrente. Aan het einde van de 16e en in het begin van de 17e eeuw was de herberg een druk bezochte pleisterplaats voor door Brecht trekkende militairen. Ca. 1670 bestond het complex uit een huis, stallingen, schuur, hof en dries, en een brouwerij met een brouwketel, kuip, koelbak en een brandewijnfornuis. De huidige gebouwen dateren uit de 17e en de 19e eeuw en zijn nog bijna geheel intact gebleven. Beschermd als monument en samen met de omgeving als dorpsgezicht op 3 juni 1986.

Verankerd woonhuis van drie + drie traveeën onder twee overkragende haakse zadeldaken (mechanische pannen) op klossen. Bepleisterde en beschilderde westgevel, aandak met muurvlechtingen aan zuidkant, omlijste houten kruiskozijnen (?) en rondboogdeurtje in geprofileerde omlijsting met diamantkopsleutel en -imposten, eerst genoemde met masker, hogerop ovaal bovenlicht en rechthoekig luik. Bakstenen noordgevel met geschilderd en beluikt stenen kruiskozijn met geprofileerde dorpels, meest westelijke travee met rechthoekig getralied opkamervenster. Rondboogvormige deuromlijsting met ovaal bovenlicht, moderne rechthoekige deur.

Ten oosten in het verlengde, lagere stalling onder zadeldak (nokrichting loodrecht op de straat, Vlaamse pannen) met aangepaste muuropeningen en nieuw aanbouwsel.

Haaks hierop langsschuur onder zadeldak (Vlaamse pannen) door middel van baksteenkoppen in noordgevel gedateerd 1881; ten westen hiervan wagenhuis onder afgewolfd zadeldak (nokrichting loodrecht op de straat, Vlaamse pannen).

Literatuur

Werken
- Verpaalen John, "Hondenmolens in Brecht", lente 2016.
- Plomteux G., Steyaert R. & Wylleman L., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10N1 (A-He), Brussel - Gent, 1985 (geen melding van de hondenmolen)

Mailberichten
- John Verpaalen, 23.05.2016, 01.06.2016,13.06.2016

Informanten
- Ronny Mattheeussen, voorzitter van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Brecht vzw, aan John Verpaalen, 2016.
- Leon Van Looveren (°1938), kleinzoon van Cornelius (°1863) die in 1899 naar de Broeigans kwam, aan John Verpaalen, 2016.
- Frans Weemaes, Terneuzen, bezitter van een prentkaart van De Broeigans, verzonden in 1925.

Overige foto's

<p>Botermolen van De Broeigans</p>

Hoevewoning van De Broeigans. Foto: Johann Scholte, 28.09.2016

<p>Botermolen van De Broeigans</p>

Foto: Pascal Van Acker, 06.03.2014

<p>Botermolen van De Broeigans</p>

Foto: John Verpaalen, 2014

<p>Botermolen van De Broeigans</p>

Foto: John Verpaalen, 2014

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: donderdag 8 juni 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens